Als je het niet zeggen kan, schrijf het dan. (En krijg die deur tóch open.)

‘Ik háát jullie, laat me met rust.’ Onze puber laat zich op haar bed vallen en krijst in haar kussen.

Het is maart 2016

‘Ik kán niet meer’, klaag ik tegen mijn moeder aan de telefoon. ‘Ze wil niks en maakt met iedereen ruzie. Ze slaapt nauwelijks en ze houdt mij ook al maanden wakker. Hoe maken we contact met haar?’

De deur vliegt open

‘Ik hoor het wel, je zit over mij te roddelen. Rotmoeder.’
De deur knalt in het slot. Als ik mijn pyjama aantrek in de slaapkamer hoor ik haar aan de andere kant van de muur nog steeds huilen.
‘Het wordt weer zo een nacht’, zucht ik.
‘Nou, deze fase duurt wel heel lang.’ B. rolt met zijn ogen. ‘En we hebben nog steeds geen opening gevonden.’
Ik kruip in bed.

Er kraakt iets onder mijn kussen

Een briefje: ‘Ik voel me ontzettend ellendig. (…) Waarom weten jullie alles van mijn hersenen en gedachten, terwijl ík er niks van begrijp? Willen jullie mij helpen?’

‘Zeg, B. Ik geloof dat we een ingang hebben.’

14 februari 1997

Er steekt een hartjesenvelop uit mijn postvak. Ik haal er een kaart uit en lees: ‘Na maanden stiekem zoenen met biertjes op, weet ik het zeker: jij bent het helemaal voor mij. Wil je mijn vriendin zijn, en mogen al onze huisgenoten dat weten? XXX B.’

Ik beklim de twee trappen naar onze kamers en stap die van B. binnen. Ik houd de kaart omhoog.
‘Dank je wel, heel lief van je. Maar laten we dat maar niet doen. We zijn ook nog huisgenoten, hè? Veel te ongemakkelijk als het uitgaat.’ Voordat B. iets kan zeggen, vlucht ik mijn kamer in.

De volgende avond drinken we bier met onze huisgenoten

B. wil me spreken, onder vier ogen. Hij loopt voor me uit de tuin in en draait zich naar me om. Ik zie een traan op zijn wang. ‘Ik durfde je niet te zeggen wat ik voor je voel. Dus schreef ik het op die kaart. En toen trapte je op mijn hart.’
‘O, dat. Eh, sorry. Ik weet niet wat ik zeggen moet. Biertje?’

Na middernacht begin ik hem te zoenen

En zo komt het dat we op 16 februari 2022 samen proosten op 25 jaar verkering.

November 1999

‘Maak jij even een afspraak met Peter. Donderdag om half één bij dat zelfde restaurant als twee jaar geleden. Je weet wel, waar ze die lekkere carpaccio hebben.’
‘Eh, welke Peter bedoel je precies? En welk restaurant? Ik werk pas drie weken voor je.’
De national account director van de op één na grootste HR dienstverlener in Nederland kijkt me aan over de rand van zijn leesbril. ‘Je hebt een hbo-diploma, dus jij kunt dit. Ik reken op je.’

Dat zegt hij nou steeds

Blijkbaar heb ik op de hogeschool niet opgelet bij de vakken gedachten lezen en in het verleden kijken. Een paar maanden tast ik in het duister en maak ik de ene fout na de andere.

Tot ik er genoeg van heb

Ik schrijf de directeur een brief, stop die op vrijdagmiddag tussen zijn post en ik ga vroeg naar huis.

‘Dus jij denkt dat we een beter team worden als ik je meer betrek?’

De directeur krabt aan zijn kin. Ik knik. ‘Nou, stap maar in de auto. De hele week neem ik je overal mee naartoe. Je mag alles zien en alles horen. En onderweg praat ik je bij.’

Hij start de Mercedes, rijdt het maandagochtendverkeer in en begint te vertellen. Hij stopt pas met praten als hij zeven jaar later met pensioen gaat en ik met zwangerschapsverlof.

Je las net drie voorbeelden van mensen die de juiste woorden niet konden uitspreken

Daarom schreven ze die woorden op. En zo openden ze de deur naar de oplossing, de relatie en de samenwerking die ze wilden.  

Werkt het bij jou nou precies andersom?

Praat je makkelijker dan dat je schrijft? Dan weet ik het goed gemaakt: jij vertelt je verhaal aan mij. Ik schrijf het voor je op.

Wist jij dat je bedrijf vol zit met persoonlijke verhalen?

Samen met je klanten en collega’s maak je ze iedere dag. Dat is gewoon je werk. Daar hoef je niks extra’s voor te doen. Laat mij je klanten interviewen. Of je medewerkers. Laat mij de verhalen opschrijven, en je bedrijf tot leven brengen in de hoofden en harten van de lezers.

Moet jij eens zien welke deuren er voor je open gaan.